Ernst R. Wendland, Discourse Perspectives on Hebrew Poetry in the Scriptures, [1994], "from those going down into the pit" (Ps 30.4) is formulaic in nature and is found elsewhere in an analogous form in the book of Psalms. We note especially a simmilar passage in Psalm 28, namely, verse 1: "with those going down [into the pit]" (which in turn is exactly the same as Psa 143.7).
Ernst R. Wendland, Discourse Perspectives on Hebrew Poetry in the Scriptures, [1994], 55 ... in verse Ps 30: 10, it may have formed part of a conventional prayer that the psalmist uttered as part of the temple ritual undertaken during his time of trial (cp. Psa 6.5; 28.1; 88.10-12; 115.17; 142.1; Craigie 1983:254).
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Een psalm] van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, [1]houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, [zo] Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den [2]kuil nederdalen. 1. Of, zwijg niet, wees niet stil van mij; versta, U of uwe oren van mij afwendende, van mij aflatende, zonder te spreken of mij te antwoorden, en met de daad te bewijzen dat Gij mij verhoort. Verg. deze manier van spreken met 1 Kon.22:3; 1 Sam.7:8; Job 13:13, menselijk van God gesproken, die gezegd wordt zich als doof te houden en te zwijgen en niet te antwoorden, als Hij met dadelijke hulp nog niet betoont dat Hij de gebeden der zijnen verhoord heeft. Anders, houd U niet als doof tegen mij en zo terstond, tegen mij stil houdt, enz. Verg. Job 13:13, met de aantekening. 2. Dat is, in het graf, gelijk doden. Of, gelijk verbijsterde beesten en mensen ergens in een kuil of groef vallen en omkomen.